Stop navigatie

combineren

woorden passen bij elkaar

We praten en we schrijven niet met losse woorden. Maar we zetten woorden bij elkaar: we maken een zin en dan weten de anderen wat we bedoelen.

Je mag de woorden niet zomaar achter elkaar zetten. Je weet bijvoorbeeld dat het onderwerp en het werkwoord (de pv) bij elkaar moeten passen.
Dat doen we zo in het Nederlands, lees hier nog maar eens na: 
 

In het Frans is dat ook zo.
Alleen moet je daar nog meer aanpassen:

het zn (zelfstandig naamwoord) en het bn (bijvoeglijk naamwoord) moeten ook bij elkaar passen.

  1. mannelijk of vrouwelijk
      voorbeelden:
        Le chien est grand et la maison est grande.
        Le cahier est bleu et la feuille est bleue.
  2. enkelvoud of meervoud
      voorbeelden:
        Ce stylo est noir et les crayons sont aussi noirs.
        La table est noire et les chaises sont noires.

dus ook gecombineerd
    voorbeelden:
      Mon jeans est bleu et mes bottes sont blanches.
      Mon nez est grand et mes oreilles sont petites.
      Les garçons sont contents et les filles sont gentilles.

 Begrijp je nu waarom je bij woorden ook altijd le/la of un/une moet onthouden?