Stop navigatie

extra

alleen voor wie meer wil weten...

Als je de uitleg goed hebt gelezen, en de oefeningen kon maken, dan weet je nu wat een onderwerp en een persoonsvorm zijn. En je kan ze ook vinden in een zin.
Dat is goed, dat is prima, dat is voldoende.

Maar speciaal voor wie wat meer wil weten, gaan we nog een stapje verder.

Want soms is een zin wat langer en zit hij een beetje anders in elkaar. Kijk maar.

zin  A: Mieke gaat naar Mark.
zin B: Tuur denkt dat Maarten wil meegaan.

We ontleden zin A:
Wie gaat naar Mark? (Mieke = onderwerp)
Gaat Mieke naar Mark? (gaat = pv)

We ontleden zin B:
Wie denkt dat Maarten wil meegaan? (Tuur = onderwerp)
Denkt Tuur dat Maarten wil meegaan? (denkt = pv)

Maar eigenlijk zitten in zin B 2 verschillende zinnen:
Tuur denkt
en Maarten wil meegaan

Daarom kan je in zin B ook 2 verschillende onderwerpen en 2 verschillende pv's vinden:
in "Tuur denkt" is "Tuur" het onderwerp en "denkt" de pv (probeer maar met de wie-watvraag en de ja-neevraag)
in "Maarten wil meegaan" is "Maarten" het onderwerp en "wil" de pv.

kies het juiste antwoord

Vraag

Wat is een onderwerp in deze zin? Het kan één of meer woorden zijn. Kies het juiste antwoord.

Toen Joris gisteren zijn fiets wilde buitenzetten, viel hij op zijn knie.

Antwoorden

Joris

zijn fiets

hij

zijn knie

"Joris" en "zijn knie"

"Joris" en "hij"

"hij" en "zijn knie"

Feedback

Vraag

Wat is de pv in deze zin? Het kan er één of meer zijn.

Toen Joris gisteren zijn fiets wilde buitenzetten, viel hij op zijn knie.

Antwoorden

wilde

buitenzetten

wilde buitenzetten

"wilde" en "viel"

Feedback