1 werkwoord, 2 basisvormen
Als we een werkwoord noemen of zoeken, gebruiken we de noemvorm of infinitief. Dat is ook de vorm die je vindt in het woordenboek. Voorbeelden: |
|
Als we een werkwoord gebruiken, moeten we het aanpassen, bijvoorbeeld aan het onderwerp. Daarvoor werken we met een andere vorm: de stam. Voorbeelden: |