Vul de woorden tussen haakjes in. Gebruik een hoofdletter waar dat moet.

(we) Invullen (1): JXUwMDBmJXUwMDMy vlogen van (brussel) Invullen (2): naar (zweden) Invullen (3): met een vliegtuig van (ryanair) Invullen (4): .
(het) Invullen (5): JXUwMDEwJXUwMDJkJXUwMDEx was een (boeing) Invullen (6): met twee (straalmotoren) Invullen (7): .
(toen) Invullen (8): JXUwMDBjJXUwMDNiJXUwMDBhJXUwMDBi we over de (oostzee) Invullen (9): vlogen, zei de (piloot) Invullen (10): : "(over) Invullen (11): JXUwMDE3JXUwMDM5JXUwMDEzJXUwMDE3 30 minuten landen we op de (luchthaven) Invullen (12): van (arlanda) Invullen (13): ."

JavaScript Inschakelen

Invuloefening

Vul de woorden tussen haakjes in. Gebruik een hoofdletter waar dat moet.

(de) Invullen (1): (politie) Invullen (2): van de (turkse) Invullen (3): stad (istanboel) Invullen (4): heeft de (boot) Invullen (5): van (greenpeace) Invullen (6): aan de ketting gelegd.

(geniepige) Invullen (7): (gert) Invullen (8): greep de staart van (giraf) Invullen (9): (gust) Invullen (10): beet en zei tegen (gaston) Invullen (11): : "(goed) Invullen (12): gedaan, toch?"

JavaScript Inschakelen