Stop navigatie

werkwoord

hoe werkt dat werkwoord?

Een werkwoord in een zin zegt wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.

Voorbeeld 1
Jommeke geeft Flip een koekje.     (dat is wat Jommeke doet: geven)
Flip eet het koekje vlug op.       (dat is wat Flip doet: opeten)
Filiberke vraagt of het lekker is. (dat is wat Filiberke doet: vragen)

Voorbeeld 2
Het waait vandaag heel hard.       (dat is wat er gebeurt: waaien)
Gisteren sneeuwde het een beetje.  (dat is wat er gebeurde: sneeuwen)
Het mislukte keer na keer.         (dat is wat er gebeurde: mislukken)

Een werkwoord kan ook zeggen wat iemand of iets is.

Voorbeeld 3
Merel is een goede acrobate.
 (dat is wat Merel is: een goede acrobate)

Ik word later ingenieur.
 (dat is wat ik zal zijn: ingenieur)

Die glijbaan lijkt gevaarlijk.
 (dat is wat de glijbaan is: gevaarlijk)