reeks 2 - met klankverandering

geef de v.t.

Denk goed na, want alle werkwoorden in deze oefening veranderen van klank in de v.t.

schrijven

lezen

rijden

vragen

komen

vinden

ik Invullen (1):

hij Invullen (2): JXUwMDM0JXUwMDBkJXUwMDEy

wij Invullen (3):

velen Invullen (4):

niemand Invullen (5): JXUwMDMzJXUwMDFjJXUwMDE2JXUwMDBj

Invullen (6): JXUwMDJlJXUwMDE5JXUwMDAxJXUwMDBh jij het?

gaan

eten

kopen

liggen

zitten

liegen

Suske Invullen (7): JXUwMDNmJXUwMDBlJXUwMDA3JXUwMDA5

Wiskes vrienden Invullen (8): JXUwMDM5JXUwMDE1JXUwMDExJXUwMDBi

iedereen Invullen (9):

jullie Invullen (10):

de merel Invullen (11): JXUwMDIyJXUwMDFiJXUwMDE1

de boeven Invullen (12):

JavaScript Inschakelen

geef de v.t.

Ook bij deze werkwoorden verandert de klank in de v.t.

winnen

weten

vergeten

vechten

varen

de brandweer Invullen (1): JXUwMDJmJXUwMDE4JXUwMDAx

de pastoor Invullen (2): JXUwMDJmJXUwMDFlJXUwMDFhJXUwMDA3

vader Invullen (3):

het leger Invullen (4):

de kapitein Invullen (5): JXUwMDJlJXUwMDE5JXUwMDBhJXUwMDE3

zinken

zwemmen

smelten

stelen

wegen

enkele boten Invullen (6):

de hond Invullen (7): JXUwMDIyJXUwMDBkJXUwMDE4JXUwMDAy

het ijs Invullen (8):

gangsters Invullen (9):

het pak Invullen (10): JXUwMDJmJXUwMDE4JXUwMDAwJXUwMDA4

JavaScript Inschakelen

geef de v.t.

Weer allemaal werkwoorden die van klank veranderen.

bewegen

blazen

brengen

dragen

drinken

de zon Invullen (1):

de winden Invullen (2):

wie Invullen (3): dat?

wij Invullen (4):

ik Invullen (5): thee

hebben

lopen

slaan

vangen

werpen

sommigen Invullen (6): gelijk

Invullen (7): JXUwMDM0JXUwMDA1JXUwMDBjJXUwMDE1 jij mee?

dat Invullen (8): nergens op

wie Invullen (9): JXUwMDJlJXUwMDFmJXUwMDA3JXUwMDA5 jou op?

de herder Invullen (10):

JavaScript Inschakelen

vul de v.t. in

Lees aandachtig: zoek het onderwerp en geef de juiste vorm voor de v.t. Alle werkwoorden veranderen van klank.

Toen Kris de schade (zien) Invullen (1): , (denken) Invullen (2): hij dat hij wel (kunnen) Invullen (3): wenen. Hij (zenden) Invullen (4): ons een bericht, en wij (schieten) Invullen (5): in actie. Hans (kiezen) Invullen (6): de verf en (gaan) Invullen (7): meteen aan de slag. Henk (hangen) Invullen (8): nieuwe lampen op. Huub (duiken) Invullen (9): de kelder in, en (vallen) Invullen (10): bijna van de trap. En Hilde (brengen) Invullen (11): belegde broodjes voor iedereen. 's Avonds (zijn) Invullen (12): Kris zo blij dat hij weer (zingen) Invullen (13): .

JavaScript Inschakelen